
Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement
Artikel 4
1
Tijdens de non-activiteit wordt, onverminderd het bepaalde in de volgende artikelen, door de betrokkene een non-activiteitswedde genoten ten bedrage van de helft der laatstelijk door hem in zijn ambt genoten bezoldiging.
2
Onder laatstelijk in zijn ambt genoten bezoldiging wordt verstaan de bezoldiging in de zin van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (Stb. 1983, 571), of hetgeen daarmee overeenkomt indien betrokkene geen ambtenaar is in de zin van genoemd besluit, en de vakantie-uitkering.
3
Indien in de laatstelijk genoten bezoldiging, als omschreven in het tweede lid, uit anderen hoofde dan wegens het toekennen van een periodieke verhoging van het salaris, wijziging zou zijn gekomen, wanneer de betrokkene op die bezoldiging in actieve dienst zou zijn gebleven, geldt vanaf de datum, waarop die wijziging in werking zou zijn getreden, het aldus gewijzigde bedrag als laatstelijk in zijn ambt genoten bezoldiging.
4
Voor betrekkingen die geleidelijk worden opgeheven, kan door Onze betrokken Minister in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken ten aanzien van de toepassing van deze wet als laatstelijk in zijn ambt genoten bezoldiging aan te nemen bedrag, van het bepaalde in het tweede lid worden afgeweken.
5
Over de betaling van de non-activiteitswedde en met betrekking tot de berekening van de in het tweede lid vermelde bezoldiging worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.